Dag 15: Jasper - Banff

Afgelegd aantal km: 303 Gereden door: Jeroen
Gemiddelde temperatuur: 25 Weersgesteldheid: zonnig ('s ochtends bewolking)
Gespot wildlife: 1+5+1=7 Caribous (soort herten), uiteraard veel eekhoorns, 8 wilde ganzen, 6 raven, 14 berggeiten

Kaart met het begin- en eindpunt van deze dag:

Het wordt deze ochtend een korte douche, aangezien de camper nogal scheef stond en anders de douchebak overliep. Voor het eerst deze vakantie zijn er wat echte wolken aan de hemel te zien. Gelukkig niet teveel en geen al te dik wolkendek.
Rond achten draait Jone de camper de weg op en gelijk zien we een caribou, met groot gewei (dus een stier), die aan de wegkant staat te grazen. Hij hield snel op met grazen en stond te sputteren tegen Frank toen die vanuit de deuropening een foto maakte. Een eindje verderop de weg loop een kleine kudde te grazen. En weer ’n stukje verder loopt nog een stier-caribou. Het is dus wel gelijk raak deze ochtend.
We gaan naar de dumpstation op de tegenoverliggende campground en hup, de Icefields Parkway op. De 230 kilometer lange weg tussen Jasper en Lake Loise wordt wel één van de schilderachtigste routes op aarde genoemd. Over deze weg is goed nagedacht; er zijn veel parkeerplaatsen, uitzichtpunten en informatieborden. Daardoor krijg je veel informatie over de grote verscheidenheid aan berglandschappen. De Icefields Parkway verbindt de rivierdalen van de Bow, Mistaya, North Saskatchewan, Sunwapta en Athabasca. Je komt er langs de hoogste bergen in de Canadese Rockies, naar gletsjers en ijsvelden, ongerepte wouden en meren, watervallen en wilde rivieren. De weg is in 1940 in gebruik genomen (en da’s op sommige punten goed te merken). Als we goed en wel op weg zijn, rent er bijna een squirrel onder de wielen. Maar die kan nog net het vege lijf redden.

 

Het eerste viewpoint is Athabasca Pass (1748m), waar we even hebben gekeken. Daarna komen we snel bij de Athabasca Falls. De Athabasca bevat meer water dan enige andere rivier in de Rocky Mountains en de 20m hoge waterval dondert naar beneden, de rotsen in nevel hullend.
De volgende stop is de Lookout bij Mount Kerkeslin (2956m) met een uitkijk naar de Mount Fryatt (3361m). Even verderop stoppen we bij de Mount Eristie (3103m) en gaan we verder tot de Sunwapta Falls. Dit is waar de rivier Sunwapta zich in een kloof in het kalksteen stort. Het pad langs de kloof voert naar een serie kleinere watervallen en stroomversnellingen.
Na de Mount Kitchener (3505m) met besneeuwde bergkanten en –toppen, komen we bij de Tangle Falls in een rots aan de kant van de weg.
Een paar kilometer later komen we bij veertien berggeiten, waarvan een gedeelte nog oversteekt om vervolgens de rotsen te gaan beklimmen. Vervolgens zijn we amper op pad of  er is weer een eekhoorn die de weg overvliegt. Maar ook ditmaal wordt dit kirrende dier niet door Jone overreden.

De Icefields Parkway is uiteraard bekend om haar gletsjers. Wij gaan de Athabasca Glacier (3493m) bekijken; aangezien Columbia Icefield niet toegankelijk is. Het ijsveld heeft een oppervlakte van ruim 300 vierkante kilometer en een ijslaag van ongeveer gelijke dikte. Het is een overblijfsel uit de IJstijd en bordjes geven aan hoe groot het jaren ervoor is geweest. In 1982 is het nog maar een klein eindje lopen om er te komen, maar nu is het een aardige klim. En eenmaal weer terug van de ijskap; ff opletten als je ervan afstapt. Eén keer raden wie er midden in de smurrie stapte… jawel.
We twijfelen even, maar besluiten dan toch nog een tussenstop te maken bij de Bridal Veil Falls. Een auto met (huge) trailer komt aanrijden en we vragen ons eigenlijk af wat deze mensen willen; ze proberen ons namelijk aan te spreken. En wat wil het geval? Het zijn John en Marina Martens, mijn familie uit Canada. Marina woont bij Ted & Hannie in de buurt van St.Peters (Nova Scotia) en is een weekje op vakantie bij haar broer John. Die heeft mij nog nooit gezien, maar herkende me van de foto’s van ons reisweblog. Hoeveel toeval heb je nodig om zo’n ontmoeting te hebben in Canada, nota bene op de Icefields Parkway, om op dezelfde parkeerplaats te stoppen. En dat dan ook nog iemand je herkent die je nog nooit heeft gezien is helemaal apart. Afijn, we maken natuurlijk wat foto’s, want “dat zullen mom and dad nooit geloven”.
Na deze aparte ontmoeting gaan we door naar Mistaya Canyon. Waar de Mistaya-rivier uit zijn overhangende dal in het bekken van de North Saskatchewan River tuimelt, moet hij hard werken, maar 15km verderop heeft hij zich een nieuwe bedding in de kalksteen gegraven. Dat is de Mistaya Canyon. Er loopt een kort (maar wederom steil) voetpad door de kloof met steile rotswanden, erosiegaten en een natuurlijke brug. Het was weer ff dalen (en dus na afloop errug klimmen), maar het was zeker de moeite waard. Het is een kronkelende kloof met waterval. Inmiddels is het zonnetje goed doorgekomen, dus na dat gebuffel is het warm genoeg.
De volgende stop wordt Peyto Lake. Een héle flinke klim wederom (en ik was het al een beetje beu aan het worden), maar een turquoiseblauw meer doet weer ’n hoop vergeten.
Het volgende meer, Bow Lake, heeft ook prachtig blauw water aan de voet van de berg Bow Glacier. Het meer wordt gevoed door water van de Bowgletsjer en dat is één van de acht gletsjers die van het Waputik Icefield aflopen. Het rode dak van de kleine Num-ti-jah Lodge contrasteert mooi met het blauw van het meer, het groen van het woud en de mineralen in de rotsen. Hier is het tijd voor ’n ijsje. Wat ’n plek om daarvan te genieten!
Bij Crowfoot Glacier wordt alleen een plaatje geschoten. De laatste in de reeks van de gletsjers. De Crowfoot (kraaienpoot) had oorspronkelijk drie tongen, maar de gletsjer is gekrompen en lijkt niet meer op een kraaienpoot.

Video van de Sunwapta Falls

Hector Lake is het op één na grootste meer in Banff National Park, maar het kan ons niet echt bekoren (we zijn inmiddels verwend door de andere schitterende meren… vrees ik). Bij Lake Louise gaan we Highway 1 op om sneller naar Banff te komen. Langs de Bow Valley zijn we, ondanks wat wegopbrekingen, alsnog redelijk snel in Banff. Na te hebben getankt, gaan we bij de Saveway boodschappen doen om pas iets voor half zeven aan te komen bij de Tunnel Mount Trailer Campground in Banff National Park.
We besluiten met de shuttlebus het centrum in te gaan om eens lekker uit te gaan eten. Banff is een leukere stad dan we aanvankelijk bij eerste binnenkomst dachten. Het heeft een bijzonder gezellig centrum met leuke winkeltjes. We kiezen voor Steakhouse Saltlik in een zijstraatje en dat blijkt een schot in de roos. De bijna-Amerikaanse bediening (alles is “fántástic”) laten we ons wel gevallen. Na een heerlijk maal gaan we met de shuttlebus, die ons voor de ingang van de campground brengt, terug om voor het eerst eens uit te gaan slapen. Benieuwd of het zal lukken…

  reisverslagen en meer
Free Joomla! templates by Engine Templates